-
1 binding
adj. verplicht, gedwongen; dat verbindt; uitgevoerd volgens de wet; verstoppend, verstopping veroorzakend--------n. boekenkaft, kaft van een boek; sluiting; (in computers) de verbinding tussen een communicatie protokol en een netwerkaansluiting; banden op een ski om de laars te be veiligen (Sport); strip genaaid aan de rand ter versterking of als versiering van verband; het aanleggen van een verbandbinding1[ bajnding] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 band ⇒ boekband, verband2 boordsel————————binding21 bindend♦voorbeelden:the treaty is binding on all of us • het verdrag bindt ons allen -
2 the treaty is binding on all of us
the treaty is binding on all of usEnglish-Dutch dictionary > the treaty is binding on all of us
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский